• gluur·oog
vervoeging van
gluurogen

gluuroog

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van gluurogen
    • Ik gluuroog. 
  2. gebiedende wijs van gluurogen
    • Gluuroog! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van gluurogen
    • Gluuroog je?