glosseerden
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: glosseerden (hulp, bestand)
Woordafbreking
- glos·seer·den
Werkwoord
vervoeging van |
---|
glosseren |
glosseerden
- meervoud verleden tijd van glosseren
- Wij glosseerden.
- Jullie glosseerden.
- Zij glosseerden.
- Wij glosseerden.