Deens

Woordafbreking
  • gjo·rde

Werkwoord

gjorde

  1. verleden tijd van gøre


Noors

Woordafbreking
  • gjo·rde
Naar frequentie 129

Werkwoord

gjorde

  1. verleden tijd van gjøre


Nynorsk

Woordafbreking
  • gjo·rde

Bijvoeglijk naamwoord

gjorde

  1. verouderde spelling of vorm van gjorde tot 2012 (van gjere)
(verouderd) verleden tijd van gjøra en gjøre

Werkwoord

gjorde

  1. verleden tijd van gjere