ging buiten
- Geluid: ging buiten (hulp, bestand)
- ging bui·ten
vervoeging van |
---|
buitengaan |
ging buiten
- enkelvoud verleden tijd van buitengaan
- Ik ging buiten.
- Jij ging buiten.
- Hij, zij, het ging buiten.
- Ik ging buiten.
- Het woord ging buiten staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.