Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ge·waar·werd

Werkwoord

vervoeging van
gewaarworden

gewaarwerd

  1. (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van gewaarworden
    • ... dat ik gewaarwerd. 
    • ... dat jij gewaarwerd. 
    • ... dat hij, zij, het gewaarwerd.