geurde
- geur·de
vervoeging van |
---|
geuren |
geurde
- enkelvoud verleden tijd van geuren
- Ik geurde.
- Jij geurde.
- Hij, zij, het geurde.
- Ik geurde.
- Het woord geurde staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
vervoeging van |
---|
geuren |
geurde