Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ge·reed·zet

Werkwoord

vervoeging van
gereedzetten

gereedzet

  1. (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van gereedzetten
    • ... dat ik gereedzet. 
  2. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van gereedzetten
    • ... dat jij gereedzet. 
  3. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van gereedzetten
    • ... dat hij gereedzet.