Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ge·reed·lag

Werkwoord

vervoeging van
gereedliggen

gereedlag

  1. (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van gereedliggen
    • ... dat ik gereedlag. 
    • ... dat jij gereedlag. 
    • ... dat hij, zij, het gereedlag.