gegliche
Pennsylvania-Duits
Uitspraak
Woordafbreking
- ge·gli·che
Woordherkomst en -opbouw
Werkwoord
gegliche
- voltooid (verleden) deelwoord van gleiche
Werkwoord
hawwich gegliche
- eerste persoon enkelvoud voltooide tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van gleiche
- «Zidder ich en gleene Bu waar, hawwich allsfatt die schwatz un weisse Movies gegliche.»
- Sinds ik een kleine jongen was, heb ik voortdurend de zwart-wit films geliefd.
- «Zidder ich en gleene Bu waar, hawwich allsfatt die schwatz un weisse Movies gegliche.»