• gas·teert
vervoeging van
gasteren

gasteert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van gasteren
    • Jij gasteert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van gasteren
    • Hij gasteert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van gasteren
    • Gasteert!