• ga·reert
vervoeging van
gareren

gareert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van gareren
    • Jij gareert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van gareren
    • Hij gareert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van gareren
    • Gareert!