fusioneert
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: fusioneert (hulp, bestand)
Woordafbreking
- fu·si·o·neert
Werkwoord
vervoeging van |
---|
fusioneren |
fusioneert
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van fusioneren
- Jij fusioneert.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van fusioneren
- Hij fusioneert.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van fusioneren
- Fusioneert!