• fre·mur
Naar frequentie 1758

fremur

  1. eer
  2. behoorlijk

fremur

  1. vergrotende trap van harla

fremur

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van fremja

fremur

  1. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van fremja