fourguer

  1. (spreektaal) helen [1]
  2. (spreektaal) in de maag splitsen
    «Qui est-ce qui t’as fourgué ce téléviseur? Il marche même pas!»
    Wie heeft jou die televisie in de maag gesplitst? Hij doet het niet eens!! [1]
  3. (spreektaal) verlinken, erbij lappen [1]