Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • for·meert

Werkwoord

vervoeging van
formeren

formeert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van formeren
    • Jij formeert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van formeren
    • Hij formeert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van formeren
    • Formeert!