Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • fo·li·eert

Werkwoord

vervoeging van
foliëren

folieert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van foliëren
    • Jij folieert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van foliëren
    • Hij folieert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van foliëren
    • Folieert! 

Gangbaarheid