floepten
- floep·ten
vervoeging van |
---|
floepen |
floepten
- meervoud verleden tijd van floepen
- Wij floepten.
- Jullie floepten.
- Zij floepten.
- Wij floepten.
- Het woord floepten staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
vervoeging van |
---|
floepen |
floepten