• flam·beert
vervoeging van
flamberen

flambeert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van flamberen
    • Jij flambeert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van flamberen
    • Hij flambeert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van flamberen
    • Flambeert!