flambeert
- flam·beert
vervoeging van |
---|
flamberen |
flambeert
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van flamberen
- Jij flambeert.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van flamberen
- Hij flambeert.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van flamberen
- Flambeert!
- Het woord flambeert staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.