flambeerden
- Geluid: flambeerden (hulp, bestand)
- flam·beer·den
vervoeging van |
---|
flamberen |
flambeerden
- meervoud verleden tijd van flamberen
- Wij flambeerden.
- Jullie flambeerden.
- Zij flambeerden.
- Wij flambeerden.
- Het woord flambeerden staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.