fijnscheurden
- fijn·scheur·den
vervoeging van |
---|
fijnscheuren |
fijnscheurden
- (in een bijzin) meervoud verleden tijd van fijnscheuren
- ...dat wij fijnscheurden.
- ...dat jullie fijnscheurden.
- ...dat zij fijnscheurden.
- ...dat wij fijnscheurden.
vervoeging van |
---|
fijnscheuren |
fijnscheurden