fehlte
- fehl·te
fehlte
- eerste persoon enkelvoud verleden tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van fehlen
fehlte
- derde persoon enkelvoud verleden tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van fehlen
fehlte
- eerste persoon enkelvoud verleden tijd aanvoegende wijs bedrijvende vorm van fehlen
fehlte
- derde persoon enkelvoud verleden tijd aanvoegende wijs bedrijvende vorm van fehlen