• fac·tu·reert
vervoeging van
factureren

factureert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van factureren
    • Jij factureert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van factureren
    • Hij factureert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van factureren
    • Factureert!