• för·skol·or
  • Zweedse zelfstandig-naamwoordsvorm met het voorvoegsel för-
Naar frequentie zeldzaam

förskolor

  1. nominatief onbepaald gemeenschappelijk geslacht meervoud van förskola
    «Mannen arbetade på förskolor i staden Amsterdam.»
    De man werkte op kleuterscholen in Amsterdam.