expresseer
- Geluid: expresseer (hulp, bestand)
- ex·pres·seer
vervoeging van |
---|
expresseren |
expresseer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van expresseren
- Ik expresseer.
- gebiedende wijs van expresseren
- Expresseer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van expresseren
- Expresseer je?