• ex·pe·di·eert
vervoeging van
expediëren

expedieert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van expediëren
    • Jij expedieert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van expediëren
    • Hij expedieert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van expediëren
    • Expedieert!