expedieert
- Geluid: expedieert (hulp, bestand)
- ex·pe·di·eert
vervoeging van |
---|
expediëren |
expedieert
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van expediëren
- Jij expedieert.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van expediëren
- Hij expedieert.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van expediëren
- Expedieert!