expedieerde
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: expedieerde (hulp, bestand)
Woordafbreking
- ex·pe·di·eer·de
Werkwoord
vervoeging van |
---|
expediëren |
expedieerde
- enkelvoud verleden tijd van expediëren
- Ik expedieerde.
- Jij expedieerde.
- Hij, zij, het expedieerde.
- Ik expedieerde.