evoceerde
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- evo·ceer·de
Werkwoord
vervoeging van |
---|
evoceren |
evoceerde
- enkelvoud verleden tijd van evoceren
- Ik evoceerde.
- Jij evoceerde.
- Hij, zij, het evoceerde.
- Ik evoceerde.
vervoeging van |
---|
evoceren |
evoceerde