• er·öff·ne·te
  • Duitse werkwoordsvorm met het voorvoegsel er-

eröffnete

  1. eerste persoon enkelvoud verleden tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van eröffnen
  2. derde persoon enkelvoud verleden tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van eröffnen
    «Die Gattin des Gouverneurs eröffnete ein Kindererholungsheim.»
    De vrouw van de gouverneur opende een herstellingsoord voor kinderen.
  3. eerste persoon enkelvoud verleden tijd aanvoegende wijs bedrijvende vorm van eröffnen
  4. derde persoon enkelvoud verleden tijd aanvoegende wijs bedrijvende vorm van eröffnen
  • eröffnete wieder