entre

  1. tussen
vervoeging van
entrer

entre

  1. eerste en derde persoon enkelvoud onvoltooid tegenwoordige tijd (indicatif présent) van entrer
  2. eerste en derde persoon enkelvoud tegenwoordige aanvoegende wijs (subjonctif présent) van entrer
  3. tweede persoon enkelvoud gebiedende wijs (impératif présent) van entrer


  • en·tre

entre

  1. tussen
vervoeging van
entrar

entre

  1. aanvoegende wijs eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van entrar
  2. aanvoegende wijs derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van entrar
  3. gebiedende wijs (bevestigend en ontkennend) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van entrar