• en·quê·teer
vervoeging van
enquêteren

enquêteer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van enquêteren
    • Ik enquêteer. 
  2. gebiedende wijs van enquêteren
    • Enquêteer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van enquêteren
    • Enquêteer je?