ennegrecer
- en·ne·gre·cer
stamtijd | ||
---|---|---|
infinitief | verleden tijd |
voltooid deelwoord |
ennegrecer |
ennegrecía |
ennegrecido |
volledig |
ennegrecer
- onovergankelijk zwart worden, heel donker worden
- overgankelijk zwarten, zwart maken, zwart verven
- ennegrecer in: Diccionario de la lengua española, 23e druk, op website: Real academia española