Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • en·dos·seer

Werkwoord

vervoeging van
endosseren

endosseer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van endosseren
    • Ik endosseer. 
  2. gebiedende wijs van endosseren
    • Endosseer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van endosseren
    • Endosseer je?