ejecteer
- ejec·teer
vervoeging van |
---|
ejecteren |
ejecteer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ejecteren
- Ik ejecteer.
- gebiedende wijs van ejecteren
- Ejecteer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ejecteren
- Ejecteer je?
- Het woord ejecteer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.