Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • eja·cu·leert

Werkwoord

vervoeging van
ejaculeren

ejaculeert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ejaculeren
    • Jij ejaculeert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ejaculeren
    • Hij ejaculeert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van ejaculeren
    • Ejaculeert!