Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • eja·cu·leer

Werkwoord

vervoeging van
ejaculeren

ejaculeer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ejaculeren
    • Ik ejaculeer. 
  2. gebiedende wijs van ejaculeren
    • Ejaculeer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ejaculeren
    • Ejaculeer je?