ejaculeer
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- eja·cu·leer
Werkwoord
vervoeging van |
---|
ejaculeren |
ejaculeer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ejaculeren
- Ik ejaculeer.
- gebiedende wijs van ejaculeren
- Ejaculeer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ejaculeren
- Ejaculeer je?