effent
- ef·fent
vervoeging van |
---|
effenen |
effent
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van effenen
- Jij effent.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van effenen
- Hij effent.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van effenen
- Effent!
- Het woord effent staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.