• eer·bie·digt
vervoeging van
eerbiedigen

eerbiedigt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van eerbiedigen
    • Jij eerbiedigt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van eerbiedigen
    • Hij eerbiedigt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van eerbiedigen
    • Eerbiedigt!