duidden
- duid·den
vervoeging van |
---|
duiden |
duidden
- meervoud verleden tijd van duiden
- Wij duidden.
- Jullie duidden.
- Zij duidden.
- Wij duidden.
- Het woord duidden staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
vervoeging van |
---|
duiden |
duidden