• druil·oort
vervoeging van
druiloren

druiloort

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van druiloren
    • Jij druiloort. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van druiloren
    • Hij druiloort. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van druiloren
    • Druiloort!