droogzwierde
- droog·zwier·de
vervoeging van |
---|
droogzwieren |
droogzwierde
- (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van droogzwieren
- ... dat ik droogzwierde.
- ... dat jij droogzwierde.
- ... dat hij, zij, het droogzwierde.
- ... dat ik droogzwierde.
- Het woord droogzwierde staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.