downplay
- down·play
vervoeging van |
---|
downplayen |
downplay
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van downplayen
- Ik downplay.
- gebiedende wijs van downplayen
- Downplay!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van downplayen
- Downplay je?
- Het woord downplay staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.