• IPA: /dɔprɔvɔɟlɪ/
  • do·pro·vo·di·li

doprovodili

  1. bezield mannelijk derde persoon meervoud verleden tijd van het imperfectieve werkwoord doprovodit
  2. bezield mannelijk meervoud actief deelwoord van het imperfectieve werkwoord doprovodit