• IPA: /dɔpl̩ɲɪla/
  • do·pl·ni·la

doplnila

  1. vrouwelijk derde persoon enkelvoud verleden tijd van het perfectieve werkwoord doplnit
  2. onzijdig derde persoon meervoud verleden tijd van het perfectieve werkwoord doplnit
  3. vrouwelijk enkelvoud actief deelwoord van het perfectieve werkwoord doplnit
  4. onzijdig meervoud actief deelwoord van het perfectieve werkwoord doplnit