doorzegen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- door·ze·gen
Werkwoord
vervoeging van |
---|
doorzijgen |
doorzegen
- (in een bijzin) meervoud verleden tijd van doorzijgen
- ...dat wij doorzegen.
- ...dat jullie doorzegen.
- ...dat zij doorzegen.
- ...dat wij doorzegen.