doorwoekerde
- door·woe·ker·de
vervoeging van |
---|
doorwoekeren |
doorwoekerde
- enkelvoud verleden tijd van doorwoekeren
- Ik doorwoekerde.
- Jij doorwoekerde.
- Hij, zij, het doorwoekerde.
- Ik doorwoekerde.
vervoeging van |
---|
doorwoekeren |
doorwoekerde
- (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van doorwoekeren
- ... dat ik doorwoekerde.
- ... dat jij doorwoekerde.
- ... dat hij, zij, het doorwoekerde.
- ... dat ik doorwoekerde.
- Het woord doorwoekerde staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.