doorwaak
- door·waak
vervoeging van |
---|
doorwaken |
doorwaak
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van doorwaken
- Ik doorwaak.
- gebiedende wijs van doorwaken
- Doorwaak!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van doorwaken
- Doorwaak je?
- (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van doorwaken
- ... dat ik doorwaak.
- Het woord doorwaak staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.