Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • door·vra·ten

Werkwoord

vervoeging van
doorvreten

doorvraten

  1. (in een bijzin) meervoud verleden tijd van doorvreten
    • ...dat wij doorvraten. 
    • ...dat jullie doorvraten. 
    • ...dat zij doorvraten. 
vervoeging van
doorvreten

doorvraten

  1. meervoud verleden tijd van doorvreten
    • Wij doorvraten. 
    • Jullie doorvraten. 
    • Zij doorvraten. 

Gangbaarheid