• door·voel·den
vervoeging van
doorvoelen

doorvoelden

  1. (in een bijzin) meervoud verleden tijd van doorvoelen
    • ...dat wij doorvoelden. 
    • ...dat jullie doorvoelden. 
    • ...dat zij doorvoelden. 
vervoeging van
doorvoelen

doorvoelden

  1. meervoud verleden tijd van doorvoelen
    • Wij doorvoelden. 
    • Jullie doorvoelden. 
    • Zij doorvoelden.