Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • door·tocht·ten

Werkwoord

vervoeging van
doortochten

doortochtten

  1. (in een bijzin) meervoud verleden tijd van doortochten
    • ...dat wij doortochtten. 
    • ...dat jullie doortochtten. 
    • ...dat zij doortochtten.