• door·straal·den
vervoeging van
doorstralen

doorstraalden

  1. (in een bijzin) meervoud verleden tijd van doorstralen
    • ...dat wij doorstraalden. 
    • ...dat jullie doorstraalden. 
    • ...dat zij doorstraalden. 
vervoeging van
doorstralen

doorstraalden

  1. meervoud verleden tijd van doorstralen
    • Wij doorstraalden. 
    • Jullie doorstraalden. 
    • Zij doorstraalden.